Topologie

Spel voor het waarnemen en structureren van de ruimte 

Ontwikkelde vaardigheden • Zich in een ruimte oriënteren • Bestuderen hoe één element zich ten opzichte van één of meerdere andere elementen bevindt. • De overeenkomst tussen een driedimensionale ruimte en zijn tweedimensionale voorstelling vaststellen • De richting waarnemen en uitdrukkingen gebruiken: voor, achter, links, rechts, tussen, boven, onder, binnen, buiten. • Geometrische vormen opsporen: driehoek, vierkant. • Een situatie met een spiegel-as opsporen.  

Activiteiten Het materiaal ontdekken: Geef de kinderen voldoende tijd om het materiaal eerst vrij te ontdekken. De verschillende stukken kunnen vervolgens beschreven en benoemd worden. Na enkele spontane producties van de kinderen worden de plaatsbepalingen van de elementen beschreven en wordt de ruimtelijke woordenschat geleidelijk geïntroduceerd. Een situatie namaken: De leerkracht of het kind plaatst enkele elementen op het spelbord. De situatie wordt vervolgend door een ander kind nagemaakt. Foutenspel: Het startpunt kan een situatie zijn die door de leerkracht of kind is neergezet, of een instructiefoto. De ander (leerkracht of ander kind) maakt deze na, maar maakt daarbij één of meerdere fouten. Dit kan de aard, het ontbreken of toevoegen of de positie van een element zijn. De ander moet de fout(en) vinden. Activiteiten met de modelkaarten: De kinderen kunnen de situaties van de modelkaarten nabouwen. De ruimtelijke begrippen kunnen besproken worden.

Uitbreidingen • De leerkracht (of kind) beschrijft de situatie op de modelkaart. Het kind bouwt de situatie volgens de gegeven informatie. Vervolgens wordt de opgebouwde situatie vergeleken met de modelkaart. • De leerkracht (of kinderen) kunnen zelf foto’s maken van opgebouwde situaties. Leeftijd vanaf 4 jaar.