Kijk en maak een zin

Varieer met werkwoorden en objecten in de zin

De 2 spellen moedigen aan complete zinnen te maken. Goed waarnemen is vereist.

• De jongen aait de hond. Of was het de kat? En heeft oma niet net een sjaal gebreid?
• De kapper knipt het haar. Of is hij het aan het föhnen? En wat doet het meisje? Schopt ze de bal of vangt ze hem? 

De kinderen onthouden verschillende motieven en sluiten vervolgens hun ogen. Een kaartje wordt omgedraaid – en wauw, er is iets veranderd! De kinderen ontdekken het subtiele verschil en beschrijven het spontaan in complete zinnen. Zo leren ze zinsdelen herkennen en dat ze onderling verwisselbaar zijn. Dit helpt hen zinspatronen te onthouden en in verschillende vormen te gebruiken. 

De kinderen onthouden de motieven op de plaatjeskaarten. Vervolgens wordt om de beurt een van de plaatjeskaarten omgedraaid, terwijl de kinderen hun ogen bedekken. Als ze "Start!" horen, opent iedereen zijn ogen. De eerste die naar het omgedraaide kaartje wijst en de verandering correct beschrijft, wint de kaart.