Memogym 1

Handelingen op woord- en zinsniveau in beeld en tekst

Dit materiaal dient de training van de volgende vaardigheden: • Benoemen • Woordvinding • Basale zinsconstructies (O-PV-zinnen of O-PV-LV-zinnen) • Koppeling beeld-geschreven woord • Semantisch en ruimtelijk-constructief geheugen

216 kaartjes bieden in verschillende combinaties een speelse oefening met beeld- en woordmateriaal. Memogym is geschikt voor jonge en oudere mensen en dient de verbetering van taal- en geheugenfuncties in het kader van taaltherapie (oefenmateriaal), maar ook thuis (spel).

27 verschillende situaties tonen basale en prototypische alledaagse handelingen weergegeven in de vorm van eenvoudige naamwoord-werkwoord zinsstructuren. Bijvoorbeeld: viool spelen, schilderij maken, bloemen verzorgen, thee drinken, enz. De taalkundige vorm “collocatie” (kleine min of meer vaste woordgroepen en zinsdelen bestaande uit naamwoord-werkwoord) is zeer geschikt voor woordvindingsoefeningen in verschillende afasietherapiemethoden (REST, MODAK) of voor het ontwikkelen en oproepen van kinderlijke woordenschat.

Elk van de 27 situaties is in de volgende type kaartjes opgedeeld: Voorbeeld: • 1 beeldkaartje / 1 tekstkaartje onderwerp (De man …) • 1 beeldkaartje / 1 tekstkaartje persoonsvorm (… speelt …) • 1 beeldkaartje / 1 tekstkaartje lijdend voorwerp (… viool) • 1 combinatiekaartje beeld/tekst lijdend voorwerp (… viool) • 1 tekstkaartje met de infinitief van het werkwoord (spelen) Met deze acht kaartjes per handeling kunnen • naamwoord (lijdend voorwerp) – werkwoord (infinitief)-verbanden (viool – spelen), • werkwoord (vervoegd) – naamwoord (lijdend voorwerp)-verbanden (… speelt viool), • O-PV-zinnen (De man speelt.), • O-PV-LV-zinnen (De man speelt viool.) in verschillende beeld-beeld- of tekst-tekst- of beeld-tekst-kaartcombinaties geoefend worden (of speels als memory-spel met twee of drie kaartjes per memory).

Woordenlijst met elk 8 kaartjes • De vrouw bestuurt de auto. • De vrouw pelt de banaan. • De man maakt een schilderij. • De vrouw verzorgt de bloemen. • De man leegt de brievenbus. • De man smeert het brood. • De man kruidt het eten. • De man gebruikt de fiets. • De vrouw zeemt het raam. • De vrouw kijkt een film. • De man trapt de bal. • De man repareert het apparaat. • De man vult de vaatwasser. • De vrouw borstelt het haar. • De man leest de kaart. • De man schudt de kaarten. • De man draagt de doos. • De vrouw vult de koffer. • De vrouw maakt de puzzel. • De man perst de sinaasappel. • De man maait het gras. • De man strikt de veters. • De vrouw typt een e-mail. • De man bespeelt de viool. • De vrouw snijdt de groente. • De vrouw drinkt de thee. • De vrouw strijkt de was.